Aan 's Konings tafel

20 Wij hebben God op ’t hoogst misdaan, Wij zijn van ’t heilspoor afgegaan; Ja, wij en onze vaad’ren tevens. Naar recht moet de Heere ons overleveren aan onszelf. Maar naar Zijn genade make Hij een nieuw begin. Hij schenke het nieuwe leven en Zijn Geest uit de hoogte en schrijve Zijn wet in onze harten. Hij zij onze God en wij Zijn volk. Hij doe ons Hem kennen, kleinen en groten, kinderen en ouders, en Hij moge de zonde van het overblijfsel van Zijn erfenis voorbijgaan. En ook onderwerpelijk, persoonlijk, make Hij een nieuw begin in veler leven. Hij openbare Zijn wet in veler hart, tot kennis van zonde en schuld, maar ook tot kennis van de noodzakelijkheid van Christus en van de vergeving der zonden. Hij kan een geheel nieuw begin in ons leven maken, al is het nog zo verknoeid en verdorven. Hij maakte het nieuw in Manasses leven, in het leven van de zondares die knielde aan Jezus’ voeten. Hij is de Machtige. Niet door kracht, noch door geweld, maar door Zijn Geest maakt Hij een nieuwe man, een nieuwe vrouw. Maar dan ook geheel nieuw. Niet wat opknappen, maar nieuw. En die belofte is zo vast. O, dat een verlegen volk dan het eigen pogen maar mag staken, het eigen leven los mag laten, om het te vinden in dat nieuwe dat de Heere maakt. ‘Die in Christus is, die is een nieuw schepsel.’ Welk een weldaad! Zijn wet in de harten. Door Hem geleid, Hem kennen. Hij onze God en wij Zijn volk, in die schuldvergiffenis in Christus’ bloed. En dat gedurig weer. Wij verzondigen het dagelijks. Steeds weer moet het oude nieuw gemaakt worden. Ook kunnen wij bij het oude manna niet leven. Maar de Heere maakt alles nieuw. Een nieuw verbond! Daarvan spreekt het Avondmaal. Teken en zegel van dat verbond, van de belofte van schuldvergeving in Zijn

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==