De wijde en de enge poort

17 Daarom ben ik van oordeel dat we de poort en de weg als een aaneengesloten ruimte moeten opvatten, waarbij het één in het ander uitmondt. Sommigen vatten de weg zo op, dat deze naar de poort leidt, en dus de eerste is in de volgorde. Dat echter maakt de poort nog steeds tot de poort naar een huis, of tot de deur van het huis; maar we hebben gezien dat dit niet kan. Onze Heiland Zelf onderscheidt die twee (Luk. 13:24, 25). Daarom vat ik het zo op, dat naar de volgorde in de tekst de poort vóór de weg is. Als we daardoor binnengaan, komen we op de weg, net als iemand die door de poort van een binnenplaats gaat, en als hij erdoor gaat, komt hij op de weg naar het huis. Zo is het beeld voor ons verklaard, en dat is nodig om de mening van de Geest in de tekst te begrijpen, als het gaat over de geestelijke leer die daardoor wordt bijgebracht. Het eerste is hier het wezen van de poort die tegengesteld is aan die waartoe wij geroepen worden om erdoor binnen te gaan en ook de weg die daarop aansluit. Die poort is wijd. De toegang tot de weg naar de hel is heel gemakkelijk. Het is een brede en ruime poort, waardoor hele mensenmenigten binnenstromen, zonder elkaar last te bezorgen. Niemand hoeft te dringen om er door te komen en de mensen zullen met het grootste gemak worden binnengelaten: die poort past geheel en al bij het vlees en de neigingen van de natuur. De poort is zo wijd, dat de mensen hun ogen kunnen dichtdoen, her en der kunnen lopen, en die poort toch niet missen. Zelfs jonge mensen kunnen er zonder problemen door naarbinnen gaan. De weg die erop aansluit, is breed. Als de mensen door de poort zijn, zijn ze op een brede weg, waar ze alle kansen en bewegings- vrijheid krijgen. Ze zullen zich er niet ingesloten voelen zoals

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==