De Zaligsprekingen

13 1. I NLEIDING En Jezus de scharen ziende, is geklommen op een berg; en als Hij nedergezeten was, kwamen Zijn discipelen tot Hem. En Zijn mond geopend hebbende, leerde Hij hen. mattheüs 5:1, 2 D E HEILIGE EVANGELIST MATTHEÜS, de schrijver van deze gewijde geschiedenis, was aanvankelijk tollenaar van beroep, een tolgaarder. Nadat Christus hemuit het tolhuis had geroepen, heeft Hij hemgemaakt tot iemand die zielen vergadert.Deze heiligeman beschrijft in het eerste hoofdstuk de geboorte van Christus en Diens geslachtsregister. In het tweede Zijn waardigheid: een ster leidt de wijzen tot Hem en Hij ontvangt als een koning goud en wierook en mirre (vs. 9-11). In het derde hoofdstuk beschrijft de evangelist de doop van Christus. In het vierde Zijn verzoekingen; in het vijfde Zijn prediking, en dat hoofdstuk is als een rijke mijn. Elke ader heeft wat goud in zich. In dit hoofdstuk zijn vier dingen die zich aan onze blik voordoen: het eerste is de Prediker; het tweede is de preekstoel; het derde is de gelegenheid, en het vierde is de preek. De Prediker: Christus en Zijn hoedanigheden De Prediker is Jezus Christus. De beste van alle predikers. Hij klomop. Hij is het inWie de deugden samenkomen, eenkeur vanbekoorlijkheden.Zijn lippenwaren niet alleen zoet als een honingraat, maar ze dropen ook als een honingraat. Zijn woorden waren een godsspraak, Zijn werken waren wonderen, Zijn leven was een voorbeeld, Zijn dood een offerande. Hij is geklommen op een berg en heeft geleerd. Jezus Christus was in ieder opzicht verwaardigd en bekwaam gemaakt tot het werk van de bediening.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==