Prooi

21 Hij hoorde het geluid weer waarvan hij wakker geschrokken was. Het klonk als een zacht gejammer. Een angstig gehijg. Andrew boog zich dichter naar het raam toe, maar hij kon niets ontdekken. Hij keek weer naar de lucht en opnieuw viel het hem op dat het veel te donker was voor dit tijdstip van de dag. Het was schemerig buiten. Een soort lucht zoals ook wel bij noodweer te zien was. Donkergrijs met flarden licht ertussen. Het gejammer begon weer. Behoedzaam liep hij naar de keuken en voorzichtig keek hij uit het raam naar buiten. Hij had uitzicht op het gazon en de veranda. Verrast zoog hij op zijn onderlip toen hij zag wat de bron van het gejammer was. Op de veranda liepen coyotes. Zes stuks. Ze kronkelden met trillende lijven om elkaar heen en ze hielden hun staart tussen hun achterpoten. Ze hijgden zwaar met open bekken en af en toe bleven ze stilstaan om met gespitste oren naar Waterton Lake te kijken. Jammerend draaiden ze zich daarna weer om en kropen met hun buik over de veranda. Ze waren doodsbang. Andrew volgde hun blik en keek over het meer, maar kon niets ontdekken. Hij deed de keukendeur open en stapte de veranda op. De coyotes keken hem even aan, maar al snel ging hun blik weer naar Waterton Lake en vervolgden ze hun bizarre dans. Hun angst voor iets anders overtrof hun angst voor de mens, en dat was een slecht teken. Langzaam liep Andrew naar de balustrade en keek naar de neer- vallende sneeuw. Het had een vreemd grauwe kleur en het maakte geluid bij het neervallen. Dit was geen sneeuw. Voorzichtig stak hij zijn hand uit en hield hem in de neervallende vlokken. Hij kneep zijn hand dicht en wreef zijn vingers heen en weer. Het was poeder.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==