Een vaste koers

Tijd 3 januari Ve r l e d e n t i j d Want het is ons genoeg, dat wij de voorgaande tijd des levens der heidenen wil volbracht hebben. 1 Petrus 4:3 P etrus schrijft deze woorden aan de christenen in Klein-Azië. Het is nog maar een paar jaar geleden dat ze voor het eerst het Evan- gelie hoorden. Dat ze geroepen werden uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht. Hoe zag dat leven in de duisternis eruit? Petrus noemt het: ontucht, begeerten, dronkenschap, brassen, drinken en gruwelijke afgoderij. Zo willen heidenen graag leven. Vroeger en nu. Petrus zegt: zo hebben jullie tot een paar jaar terug geleefd. Het moet voor hen wel heel pijnlijk zijn geweest om zo aan hun verleden herinnerd te worden. Maar is niet voor elke christen de herinnering aan zijn verleden, aan zijn eertijds, een bron van schaamte en ver- driet? Ook al hebben we waarschijnlijk niet zo losbandig geleefd als die christenen uit Klein-Azië. Maar voor een levende christen worden kleine zonden grote zonden. Zijn onze zonden grote zonden geworden? Maar nu kijkt Petrus niet alleen terug, hij kijkt ook vooruit. Hij zegt: we hebben al lang genoeg in de zonden geleefd. Wat een verdriet kunnen we hebben over zoveel verloren jaren van ons leven. Hoe ze dan nú behoren te leven, schrijft hij in het voorgaande vers: ‘Om nu niet meer naar de begeerlijkheden van de mensen, maar naar de wil van God te leven.’ Dat is de opstanding van de nieuwe mens: een hartelijke vreugde in God door Christus, en een ernstige lust en liefde om naar de wil van God in alle goede werken te leven. Wat is dat een heerlijk leven! ‘Leer mij naar Uw wil te handelen.’ Lezen: 1 Pet rus 4 : 12-19

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==