Zijn Naam belijden

16 De kracht van de belijdenis De belijdenis van het geloof uit zich in handel en wandel, of anders gezegd: in leer en leven. Het Woord van God is norm voor de da- gelijkse praktijk van ons leven. Abram laat de kracht van zijn belijdenis zien door uit te gaan uit Ur der Chaldeeën. De kracht van deze belijdenis doet Jozef uitroepen: ‘Hoe zou ik dan dit een zo groot kwaad doen en zondigen tegen God?’ (Gen. 39:9). Daniël en zijn drie vrienden weigeren te eten van de stukken van de spijs van de koning. Zo leggen zij belijdenis af aan een heidens hof in de branding van hun leven, omdat zij geen afgodenoffer wensen te eten (Dan. 1). De indrukwekkende belijdenis van de drie vrien- den van Daniël in het dal van Dura gaf voor hen geen ruimte om te buigen voor het afgodsbeeld in dit dal. Belijdenis doen betekende voor Daniël concreet dat hij, ondanks de dreiging van de leeuwenkuil, zijn gebed niet naliet. De oprechte belijder zingt met David: Ik ben, o Heer’, een vreemd’ling hier beneên; Laat Uw geboôn op reis mij niet ontbreken. Van alle oprechte belijders van de dienst van de ware God zegt de apostel Paulus: ‘En hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren.’ Het belijden heeft dus, als we kijken naar deze voorbeelden uit Gods Woord, duidelijke en zichtbare gevolgen voor de levenshandel en levenswandel van de gelovigen. De tegenstand bij de belijdenis Wanneer wij oprecht belijdenis willen doen van de Naam des Hee- ren, dan roept dit vaak tegenstand, spot en hoon op. Christus heeft voorzegd én beloofd: ‘In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar heb goede moed; Ik heb de wereld overwonnen.’ Deze verdrukking kan plaatsvinden bij ons dagelijks werk. Zo on- dervond bijvoorbeeld Jakob bij Laban deze tegenstand: ‘Ik ben nu

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==