Zijn Naam belijden

14 dat hij de Schrift niet verstond in zijn eigen onkunde. Hij zegt in Handelingen 8 vers 31: ‘Hoe zou ik toch kunnen, zo mij niet iemand onderricht?’ Dit was zijn antwoord op de vraag van Filippus of hij verstond wat hij las. Deze houding is kenmerkend voor hen die in waarheid leren buigen voor God. Zij hebben een diepe eerbied in hun hart voor het spreken van God, zoals dit geopenbaard is in de Bijbel. Ze twijfelen niet aan de bijbelse waarheid. Deze staat ook niet ter discussie. Het aanroepen van Gods Naam Een andere uiting van het belijden is het aanroepen van de Naam des Heeren. Dit is al sinds het begin van de openbaring van Gods Woord wezenlijk voor de ware godsdienst. In Genesis 4 lezen wij: ‘Toen begon men den Naam des Heeren aan te roepen.’ Verschil- lende malen lezen wij dit ook bij de aartsvaders, zoals Abraham, Izak en Jakob. De tekstwoorden: ‘En het zal zijn dat een iegelijk die de Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden’, komen we tegen in de Psalmen, bij de Profeten, in de Handelingen der apostelen en in de brieven van Paulus. Met deze aanroeping van de Naam des Heeren wordt de kern van de ware godsdienst weergegeven. Met name ook de opgang onder het Woord en alles wat daarmee samenhangt. Wat betekende de opgang naar het huis des Heeren veel voor de oprechte gelovige. Denk maar aan de verschillende psalmen, zoals Psalm 26 vers 8: ‘Heere, ik heb lief de woning Uws huizes en de plaats der tabernakels Uwer eer.’ Hoe brandden de genegenheden van de dichter om op te gaan naar de tempel, zoals in Psalm 84. Hoe graag zag hij ook dat anderen met hem meegingen naar het huis des Heeren, zoals we dit terugvinden in Psalm 122 vers 1: Ik ben verblijd, wanneer men mij Godvruchtig opwekt: Zie, wij staan Gereed om naar Gods huis te gaan; Kom, ga met ons en doe als wij.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==