De plichten der ouders

18 danken en van hen de erfzonde heeft gekregen, zijn zij ook ten hoogste verantwoordelijk. Daarom moeten de ouders hun kinderen zo ernstig aansporen tot bekering en een godzalig leven. Ze mogen daarbij hun ijveren daarvoor zien als een poging ‘het werk der genade tot daadlijkheid op te wekken’. Daarom moet er met het kind gesproken worden; het moet deugden en plichten worden voorgehouden; het moet gewezen worden op god- zalige exempelen, zowel in zijn omgeving als uit lectuur, die ook voor kinderen bestemd was (zoals bijvoorbeeld de Twintig Exempelen die Koelman opnam achter zijn Plichten der ouders ). Aan déze zijde van het graf weet men niet, zolang de vruchten van het geloofsleven nog niet openbaar zijn gekomen, of het kind is uitverko- ren of niet. Maar dáárom juist is er geen reden tot moedeloosheid of lijdelijkheid. Nee, met alle kracht moet - niet in het minst ook door het gebed - gearbeid worden tot behoud van de ziel van het kind. De plichten als pedagogisch handboek Hoe mag Koelmans tractaat pedagogisch gewaardeerd worden? Daar- over ten slotte nog een enkele opmerking. Het valt dan op, dat een historisch pedagoog als N.F. Noordam, die toch moeilijk als een aan- hanger van het piëtisme gezien kan worden, woorden van grote lof toezwaait aan Koelman, die hij ziet als één der figuren die de grondslag gelegd hebben van deNederlandse pedagogiek’ 3 , terwijl hij diens ‘Pligten’ een standaardwerk van christelijke opvoedkunde noemt, het daarbij stellend boven August Hermann Francke’s boekje Over de opvoeding der jeugd tot godzaligheid en wijsheid . Koelmans grote belangstelling voor het kind viel Noordam hierbij sterk op. Koelman weet enerzijds dat het kind in dezelfde schuldige relatie staat tegenover God, maar anderzijds beseft hij dat het beschouwd en behandeld moet worden als kind en niet als een kleine volwassene. Daarom kan hij ook - tegen de geest van zijn tijd ingaand - waarschuwen tegen overbelasting van het geheugen; 3 In zijn boeiende artikel Jacobus Koelman, pedagoog van het Piëtisme (Ped. Stud. XXXVI ( 1959 ), p. 277 .

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==