9789033131172

11 De moeder van Mira loopt met de wasmand onder haar arm langs de trampoline. ‘Geniet nog maar even van jullie luie leventje, meiden.Volgen- de week zitten jullie midden in de toetsen, toch? ‘Mmm,’ antwoordt Esther lui, ‘en u moet zelfs op Tweede Pinksterdag werken?’ ‘In een groot gezin is er altijd was. Maar dat geeft niets hoor. ’t Is zo droog met dit mooie weer.’ Als ze met de lege wasmand weer naar binnen is, zegt Esther: ‘Wat een mooie naam heb jij eigenlijk.’ ‘Mooie naam!?’ Mira gaat overeind zitten en kijkt Esther met een felle blik aan. ‘Hoe verzin je het! Het is de stomste naam die je maar bedenken kunt, ik neem het mijn ouders haast kwalijk dat ze me ermee opgescheept hebben!’ Esther schiet in de lach. ‘Nee echt,’ zegt Mira. ‘Daar moet je niet mee spotten!’ Nu moet Esther nog harder lachen. De trampoline deint mee en ze komt ook overeind. ‘Je haar!’ Ze wijst naar Mira’s sluike, donkere haren waarvan er een paar overeind staan alsof ze met haar vingers in het stop- contact heeft gezeten. ‘Kijk naar je eigen haar,’ moppert Mira, maar toch lacht ze ook alweer een beetje. Want ook de losse haren rond Esthers blonde hoofd zijn statisch en staan wijduit om haar hoofd heen. Door het zonlicht dat erdoorheen speelt, lijkt het wel een stralenkrans. Dan springen ze allebei overeind en springen hoog in de lucht. Vooral Mira is goed. Ze heeft lang geoefend en kan nu zowel vooruit als achteruit een salto maken. Nu oefent ze op een ‘schroef ’. Hijgend laat Esther zich als eerste weer languit vallen. ‘Mira is wel een leuke naam,’ zegt ze als haar vriendin naast haar neerploft, ‘zeker zoals jouw moeder het zegt, klinkt het leuk.’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==