9789033131158

11 Fleur schuift een keukenstoel naar achteren. De achterdeur staat al wagenwijd open. ‘We gaan naar opa via een sluip...’ begint Luuk. Fleur geeft hem een duw. ‘Ssst, dat is geheim.’ ‘Gaan jullie naar opa?’ Mama legt een mes naast een bord. ‘Ja,’ zegt Luuk. ‘Waarom gaan jullie niet varen? We hebben niet voor niets een bootje.’ ‘Dat gaan we misschien ook nog doen,’ zegt Fleur geheimzin- nig en ze knipoogt naar Luuk. ‘Bent u niet blij dat we naar opa gaan?’ vraagt Luuk. Maar mama zegt niets. ‘Mam, u kijkt bezorgd, ik zie het aan de rimpel boven uw ogen,’ zegt Luuk. ‘Zouden jullie niet eerst naar opa bellen?’ ‘Bellen naar opa?’ zegt Fleur verbaasd. ‘Dat hebben we nog nooit gedaan.’ Mama staart naar buiten. Alsof ze met haar gedachten alleen maar aan opa denkt. ‘Opa wordt steeds vergeetachtiger, kin- deren.’ Haar stem klinkt verdrietig. ‘Ons vergeet hij nooit hoor, mam,’ zegt Luuk. Dan haalt mama even haar hand door zijn donkere haren. ‘Gaan jullie maar lekker naar opa, hoor. Nemen jullie wel een flesje water mee? Het wordt weer zo warm vandaag.’ Fleur ziet opa voor zich, ze heeft hem woensdagmiddag nog gezien. Er was helemaal niets met hem aan de hand. Maar ze heeft mama pas horen praten met tante Mieke. Toen noemde mama een moeilijk woord, maar dat is ze vergeten. Mama is pas weer met opa naar de dokter geweest. Zou opa ziek zijn? Dat kan toch niet zomaar. Straks maar eens goed opletten. Als ze klaar zijn met eten, begint Nora ongeduldig te blaffen. ‘Oh,’ zegt Luuk ineens. ‘Nora mag helemaal niet mee. In het nieuwe huis van opa mogen geen dieren.’ ‘Dat is waar,’ zegt Fleur. ‘Dat vind ik zo stom.’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==