9789033131141

12 bevelvoerder natuurlijk niet verstaan. De hele buurt weet nu wel dat ze er zijn. Hij klimt de auto weer uit. ‘Jij bent zeker voor het eerst chauffeur?’ Eenmanmet eengrote camera geeft hem grijnzend een stomp tegen zijn schouder. Sander knikt lachendenwrijft over zijngezicht. ‘Klopt, Patrick. Totaal niet over nagedacht om dat ding uit te zetten.’ ‘Kan de beste overkomen, dat zie je maar weer,’ lacht Patrick. Hij loopt door en neemt wat foto’s. Sander slaat zijn armen over elkaar en kijkt naar zijn collega’s, die aan de rand van de vijver met een vrouw staan te praten. Dat zal demoeder wel zijn. In het gras ligt een klein fietsjemet een oranje vlaggetje. Achterhemstoptnogeenpolitieautoentweeagentenspringen naar buiten. Ze groeten hem kort en rennen op een draf naar de vijver. Sander vernauwt zijn ogen tot spleetjes en tuurt het water af. Hij staat hier een stuk hoger dan zijn collega’s, dus mocht het kindwat afgedreven zijn, dan kan hij dat het beste zien. Er gaat een schok door hemheen. Ziet hij daar iets in het riet? Hij doet twee stappen naar voren en kijkt nog eens goed. Nee, gelukkig. Het is een plastic tas. Zijn ogen speuren verder. Het water is donkerbruinenerdrijftveelafval.Zoishetergmoeilijkomgoed te kunnen zien of ermisschien een jongetje in het water ligt. In de verte klinkt nog een sirene. Dat zal de ambulance wel zijn. ‘Meneer de brandweerman.’ Achter hem klinkt een bedeesd stemmetje. Sander draait zich om. Daar staat een klein, blond jongetje. Hij heefteenvinger inzijnmondenkijktSandermetgroteogenaan. ‘Hoi,’ reageert Sander. Hij kijkt over zijn schouder nog eens

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==