9789033131141

11 ‘Hoe langer jeopdeautorijdt, hoebeter jedeweg inApeldoorn leert kennen en je eigen route kiest.’ Als Sander de Kruizemuntstraat inrijdt, is er nog niets bijzon- ders te zien. Aan de rechterkant is water. Hij remt af. Zes paar ogen kijken opzij. ‘De centralist zei dat het verder is, bij een woonerf. Je moet de tweede rechts,’ wijst Erwin. Sander trekt weer op en rijdt de straat in die Erwin aanwijst. In de bocht is meteen een drempel. De bemanningsleden achterin mopperen flink als hij te hard over de drempel rijdt. Langzaam rijdt hij door, tot ze niet verder kunnen. In een van de parkeervakken staat al een politieauto. Achter wat bomen en struiken glinstert het water. De brandweermannen springen naar buiten. Sander trekt de grijze bak met waadpakken 2 tevoorschijn en geeft die aan Fai- zel. Nieuwsgierig kijkt hij zijn collega’s na die naar het water toe lopen. Hij is blij dat hij het water niet in hoeft. Telkens kijkt hij achteromomde tankautospuit goed in de gaten te houden. Aandeoverkant vanhetwaterverschijnentweeagenten.Erwin draait zich omen roept iets naar hem. Sander haalt zijn schou- ders op. Hij verstaat er niets van. Hij doet een paar stappen dichterbij.Weer roept Erwin iets. Nog kanhij het niet helemaal verstaan, maar toch vangt hij het woord ‘sirene’ op. Hij voelt zich rood worden. Natuurlijk, de sirene staat nog aan! Die had hij allang uit moeten doen! Snel rent hij terug naar de auto en drukt op de knop. Het geloei stopt meteen. Daarom kon hij de 2. Doordezepakkenaantetrekken,kunjeinhetwaterlopenzonderdathetbrandweerpak nat wordt.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==