9789033131141

10 Erwin neemt ondertussen contact op met de meldkamer. Sander werpt een blik op het schermpje van de navigatie. De routeplanner is door de centralist van de meldkamer al klaar- gezet. Gelukkig maar, want in zijn enthousiasme zou hij niet weten hoe hij bij de Kruizemuntstraat moet komen. Hij drukt hetgaspedaalwatdieper in.Demotorbrult.Auto’sschieteneen parkeervak in, zodat hij kan doorrijden. In de verte ziet hij het verkeerslicht op rood staan. Hij laat het gas los om te kijken of het andere verkeer hemwel ziet aankomen. Ja, een auto stopt. Meteen geeft hij weer gas. Terwijl hij de bocht neemt, probeert hij te luisterennaardestemvandecentralist. ‘Eenmoederheeft de fiets van haar vijfjarige zoontje gevonden naast een vijver. Ze ziet niets en gaat ervan uit dat haar zoontje in het water ligt.’ Sander schrikt. Meldingen waar een kind bij betrokken is, zijn het heftigst. En met dit herfstweer is het niet goed om in het water te liggen... Hij geeft meteen nog meer gas. Terwijl hij zich door het verkeer manoeuvreert, focust hij zich op wat de centralist zegt over waar ze moeten zijn. Hij zit op het puntje van zijn stoel en knijpt zo krachtig in het stuur, dat zijn knokkels wit worden. ‘Ontspan eens, joh,’ zegt Erwin. Sander spant zijn kaken en reageert niet. Hij kan alleen maar aan dat kind denken. ‘Je rijdt niet in een gewone vrachtwagen, hè? Je hebt tweedui- zend liter water bij je en het is niet de bedoeling dat wij uit de bocht vliegen. Ik wil graag heel aankomen.’ Sanderkniktzwijgend.Hijweetdatdebevelvoerdergelijkheeft. Toch maar wat rustiger rijden. ‘Die navigatie stuurt je altijdmet een omweg,’ merkt Erwin op.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==