9789033131141

15 bij zijn hand en wil naar het water lopen, maar dat is tegen het zere been van de kleuter. ‘Wij zouden bij de brandweerslang kijken!’ Hij begint meteen hard te huilen. Wat onhandig trekt Sander het jongetje mee. Zijn collega’s bij het water kijken op. Dan slaakt de moeder een kreet en rent naar hen toe. ‘Daantje! Daantje! Daar ben je! Je ligt helemaal niet in het water!’ Ze valt op haar knieën voor haar zoontje neer, pakt zijn hoofd tussen haar handen en geeft hem een kus op zijn voorhoofd. Sander staat er wat onhandig bij. Het jongetje krijst nog steeds dat hij de brandweerslang wil zien. Erwin loopt naar hen toe. Hij kucht een keer. De vrouw laat Daantje los en richt zich tot de bevelvoerder. ‘Hij... hij lag helemaal niet in het water,’ zegt ze met een snik. ‘Dit is hem.’ Erwin glimlacht. ‘Gelukkig maar.’ De brandweermannen komen aanlopen. De agenten volgen. ‘Dat is goed afgelopen,’ merkt Faizel op. De vrouwkomt overeind en tilt het jongetje ophaar arm. ‘Waar was jij, Daantje?’ ‘Ik? Ik ging even bij de brandweerauto kijken.’ ‘Ja, maar daarvoor?’ ‘Eventjes een ommetje maken.’ Het komt er zo wijs uit, dat ze allemaal in de lach schieten. ‘Geeft niks hoor, mevrouw,’ zegt Mark. ‘Gelukkig is er niets ernstigs gebeurd.’ ‘Heel ergbedankt dat julliewildenkomen.’ De vrouwveegt een keer langs haar ogen. ‘Mag ik de slang nog zien?’ vraagt Daantje vrolijk.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==