9789033131073

10 ze Sam vond, was hij mager, zwak en zielig. Nu is hij een vrolijke hond met een glanzende vacht. Soms mag Sam mee met een buitenrit. Meestal gaat papa of mama dan mee, soms mag ze al- leen. Muis, Wies en Jumper zijn wel gewend aan Sam, maar de andere paarden schrikken soms nog als hij om hen heen draaft. Ze moeten rustig aan Sam wennen, anders kunnen ze op hol slaan. Vorige week is ze met Muis en Sam naar het strand gereden. Ze heeft Muis toen flink laten draven. Sam holde mee. Daar werd hij zo moe van dat hij bijna niet meer op zijn pootjes kon staan. Ze heeft Sam toen voor zich op het zadel getild en zo zijn ze naar huis gereden. Sam vond het geweldig op de rug van Muis. Het leek wel of hij trots in het rond keek of iedereen hem wel zag zitten. Dat zag er zo grappig uit. Het duurt lang voor papa en mama terug zijn, denkt Iza. Zal ze bellen? Het is eigenlijk al bedtijd geweest. Stel je voor dat er iets gebeurd is? Dat kan toch? Ze schudt haar hoofd. Nee, natuurlijk niet. Ze moet zich niet zulke rare dingen in het hoofd halen. Het is juist fijn dat ze nog niet thuis zijn. Nu hoeft ze nog niet naar bed. Een paar keer pakt ze haar telefoon. Elke keer legt ze hem weg. ‘Ze komen zo,’ zegt ze tegen zichzelf. Eindelijk hoort ze in de verte een bekend geknetter. Het is de brommer van Job. Ze zucht van opluchting als haar broer even later binnenkomt. Er is niets aan de hand. Ze ziet het aan zijn gezicht. Ze heeft zich druk gemaakt om niets. ‘Hoi zusje,’ zegt Job. ‘Papa en mama wilden het verven afmaken. Het duurt langer dan ze hadden gedacht. Daarom moest ik vast naar huis om je naar bed te sturen en op je te passen.’ Hij lacht. ‘Ik kan best op mezelf passen,’ zegt Iza. Eigenlijk vindt ze het heel fijn dat Job er is, maar dat zegt ze niet. Job zou haar er zo mee plagen!

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==