9789033131066

12 ‘Kijk,’ wijst mama, ‘op sommige plekken wordt al geschaatst. Maar dit zijn natuurlijk kleine slootjes, daar is het ijs eerder dik genoeg dan op de grote plassen.’ Mees kijkt naar buiten. Het ziet er eigenlijk heel gemakkelijk uit. Hij maakt zich vast te veel zorgen. ‘Ik heb toch wel zin om te schaatsen,’ zegt hij. ‘Goed zo, Mees! Je zult zien dat je het echt heerlijk vindt.’ In de binnenspiegel van de auto knikt mama Mees toe. ‘Maar beloof me dat jij enTijn nergens op het ijs gaan waar geen andere mensen zijn. Enalleengaanschaatsenals oomPieter en tanteEllen hebben gezegd dat het veilig is. Beloofd?’ Mees knikt. ‘Beloofd, mam!’ ‘Zo, we zijn er al.’ Mama rijdt de straat in waar Tijn woont en stopt voor de deur. Voor Mees uit de auto is, gaat de voordeur al open. ‘HéMees!Heb je jeschaatsenmeegenomen?’ roeptTijn. Mees blijft even staan en zucht heel zachtjes. Dan lacht hij en grijpt z’n sporttas. ‘Hoi Tijn! Ja hoor, ik heb ze bij me.’ Een halfuurtje later zwaaien Mees en Tijn samen de auto na. ‘Dag mama, dag Eva, tot over vijf dagen.’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==