9789033130595

13 zal dat wel anders zijn.’ Met elkaar trekken ze de slang achter Tonnie de trap op. Op de galerij staan de deuren van verschillende woningen open. Die mensenzijnwaarschijnlijknaar buitengevlucht.Het is precies zoals Niels al dacht. Hier op de galerij is nog geen rook, maar tussen de deur naar het halletje kringelen dunne sliertjes rook door. Achter het draadglas ziet Sander een grijze rookwalm. Juist op het moment dat ze naar binnen willen gaan, kraakt de stem van Erwin door de headset. ‘Ik spreek hier zojuist een bewoner. Als je op de galerij de deur opentrekt, kom je in een halletje, met nog vier woningen. De bewonermoet vlak bij zijn voordeur liggen. Ze hebben geprobeerd hem eruit te halen, maar dat lukte niet. Hij was net nog wel bij kennis.’ Sanderslikteenkeer.Datkaneenhelestrijdworden. ‘Begrepen, wij gaan nu die hal binnen,’ antwoordt hij. ‘Doe voorzichtig. De buren hebben een gaslucht geroken.’ Sander drukt dedeur open.Degrijze rookwolkenwalmenhem tegemoet.Nogsteedsziethij geenvuur.Opde tast loopthijnaar binnen. Zijnhandglijdt over dewand. Tonnie loopt naast hem, met de straalpijp in de aanslag. Ha, daar staat een deur op een kier. Dat moet hem zijn. Zachtjes drukt hij hem open. ‘Hallo?’ roept Sander. ‘Brandweer!’ Geen reactie. Met zijn zaklamp schijnt hij door de dikke rooklaag. Erwin had toch gezegd dat die kerel bij de voordeur moest liggen? Hij ziet niets. Voorzichtig stapt hij de woning in. ‘Hallo?’ roept hij. Niets te horen. Alleen het gesuis van zijn ademluchtmasker telkens als hij ademhaalt. ‘Niets?’ vraagt Niels. Sander draait zich om. ‘Erwin zei toch dat hij bij de ingang van

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==