9789033130595

18 Grinnikend schudt Sander zijn hoofd. Erwin komt aanlopen. ‘Hoe gaat het met het slachtoffer?’ vraagt Sander. De bevelvoerder haalt zijn schouders op. ‘Hij zag er niet best uit en is met de ambulance afgevoerd.’ Na een tijdje komen Niels en Tonnie ook weer naar buiten. Erwin knikt. ‘Het is best afgelopen. Goed gedaan jongens. Inpakken en wegwezen.’ De spullen zijn snel opgeruimd. Sander loopt de straat op, om aandeanderekant vandeautointestappen.Uithetnietsschiet een scooter tevoorschijn en rijdt rakelings langs hem heen. Geschrokkenspringthij opzij. ‘Hé joh.Uitkijken!’ roept Sander. De scooterrijder remt meteen af en komt slingerend naar hem toe gereden. Sanders hart begint te bonken. Door het donkere vizier van de helmkanhij het gezicht vandebestuurderniet zien.Descooter remt vlak voor hem af. ‘Wat had je?’ klinkt het dreigend. Sander gebaart van zich af. ‘Je reed me bijna van m’n sokken.’ De scooterrijder draait flink aan de gashendel, zodat demotor oorverdovend begint te brullen. Opeens staat André naast Sander. Hij steekt zijn vinger naar de scooterrijder uit. ‘Nu moet jij snel wegwezen, mannetje. Wij doen ons werk en jij gaat ons niet lastigvallen.’ De scooterrijder rijdt langzaam naar de brandweermannen toe en doet het vizier van zijn helm omhoog. Sander schrikt van het grote litteken op de wang van de jongen. ‘Je moet niet denken dat jij alles bent.’ Hij spuugt Sander in het gezicht en rijdt dan hard weg. André doet nog een greep naar de arm van

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==