9789033130595

15 woning recht tegenover hen zijn. Voetje voor voetje schuifelt hij door de hal. De lichten van hun zaklampen zijn een witte streep in de rook. Als het voor het slachtoffer nog maar niet te laat is. Daarisdevoordeur.Diestaatwagenwijdopen.Eeneinderachter is een felle gloed te zien. Voorzichtig stapt hij over de drempel. ‘Hallo?’ Geen reactie. Alleen het geknetter van vlammen. Ook lijkt het alsof hij water hoort stromen. Dat moeten André en Mark zijn, die de brand vanuit de hoogwerker bestrijden. Verbeten laat hij het licht over de vloer glijden. ‘Hallo?’ Dan stokt zijn adem. Op de grond ziet hij iets liggen. Hij slikt. Pik- zwart. Verkoold, schiet het door hem heen. Ze zijn te laat! Hij laat de lichtbundel verder glijden, bang voor wat hij aantreft. De man ligt languit op de grond, met gespreide armen. Zijn hele lichaam ziet zwart. Sander wijst. Hijmoet dieman redden!Misschien leeft hij nog, ondanks alle brandwondendie hijmoet hebben. Het kost hem moeiteomniet te snel tegaanademen. Faizel duwt hemaande kant en loopt naar het slachtoffer toe. Hij bukt zich en pakt de man bij zijn linkerarm. Ook Niels schiet toe. Danmoet Sander ookwel...Tonniestaatnogsteedsmetdestraalpijpindeaanslag. Hij zet zijntandenopelkaar enpakt demanbij zijnanderearm. ‘Een, twee, drie,’ roept Niels. Met kracht tillen ze de man op. Die is veel lichter dan Sander dacht. Sander kijkt over zijn schouder waar hij loopt. In de hal is de rooknogevendicht.GelukkiglooptTonnievoorop.Schuifelend loopt Sander achter zijn collega aan de galerij op. Hier uit de rook is het zicht meteen weer beter. Hij knippert even tegen het felle licht.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==