9789033130540

9 - 2 - Jef, waar z i t je? ‘Jef, waar zit je?’ Jette ziet haar broer niet. Hij heeft zichnatuur- lijk verstopt. Jette kijkt de boomgaard door. Ze lacht. ‘Ik vind je wel, hoor,’ roept ze. Jef houdt zich muisstil. Hij zit in een hoge notenboom. Jette kan hem vast niet vinden. Hij hoort Jette roepen. En daar rent ze tussen de bomen door. Ze kijkt in de Pipowagen, maar daar vindtzehemnatuurlijkniet. Zekomtweernaarbuitenenkomt zijn kant uit. Vlak bij de boomwaar Jef zit, blijft ze staan. Ze zet haarhandeninhaarzij. Jefmoet lachen.Hijmaakteengeluidje. Jette kijkt omhoog. ‘Ik heb je!’ roept ze. ‘In de boom!’ ‘Kom ook hierheen,’ zegt Jef. ‘Hoe dan?’ vraagt Jette. ‘Gewoon, klimmen,’ zegt Jef. Jettewil latenzienwatzekan.Zepaktdestamvastenslaathaar benen eromheen. Langzaam trekt ze zich op tot de onderste tak. Dan gaat het makkelijker. Jette klimt langzaam omhoog. ‘Pff!’ blaast ze, als ze bij Jef is. ‘Help me even...’ Jef trekt haar een eindje omhoog. Jette klautert op de tak waarop Jef zit. ‘Schuif eens op,’ zegt ze. ‘Zo kan ik er niet bij.’ JefschuiftopenJettekruiptnaasthem. ‘Nuzittenwehoog, zeg,’ giechelt ze. Ze kijkt omzich heen. Aan het begin van de tuin bij de boerderij wappert de was aan de lijn. Achter de schuur zijn

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==