9789033130519

11 Misschien is-tie van een ander, maar dan herkent ze aan de mand toch haar fiets. Razendsnel probeert ze het sleuteltje en even later steekt ze opgelucht haar duim op. ‘Het is hem! Goed idee van je om te gaan zoeken!’ Grijnzend houdt Matthijs zijn hand op. ‘Mag ik even vangen?’ ‘Komt goed,’ belooft ze gul. ‘Ik trakteer op ijs.’ ‘Tof van je,’ grijnst hij. ‘Wie zou mijn fiets nou verstopt hebben? Echt flauw,’ moppert Brit. ‘Als ik de dader te pakken krijg...’ Matthijs bijt op zijn lip. ‘Hing er geen naamkaartje aan?’ vraagt hij onschuldig. Opeens krijgt Brit argwaan. En als Matthijs hard in de lach schiet, weet ze het zeker. ‘Waarom deed je dat?’ reageert ze, terwijl ze naar hem uithaalt. Matthijs is haar te vlug af. ‘Dat had je nog te goed!’ schatert hij. ‘Waarvoor?’ ‘Denk maar eens goed na, haha!’ Dan stapt hij op en fietst hij ervandoor. ‘Je krijgt geen ijs!’ roept ze hem na. In gedachten fietst Brit terug naar de bakkerswinkel. Best fijn dat ze met de meiden over vader heeft gepraat. Het gesprek heeft haar goed gedaan. Als ze eraan denkt hoe vader door de drank veranderd is, wordt ze verdrietig.Vroeger was hij vrolijk, nu is hij humeurig en geïrriteerd. Soms is hij heel streng, maar de volgende keer mag alles weer. Met moeite verdringt ze de nare gedachten en begint hard te zwaaien als ze Carlijn ziet. ‘Heb je de fiets gevonden?’ roept Carlijn. ‘Dat is super!’ ‘Hij was gelukkig niet gestolen.’ ‘Wat een vreemde actie!Wie doet er nu zoiets?’ ‘Mijn broer,’ reageert Brit verontwaardigd. ‘Hij wilde wraak nemen.’ ‘Hoezo?’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==