9789033130045

- 18 - Dan moeten we wel over een paar sloten springen, maar dat geeft toch niet?’ Jan gaat een beetje moeilijk kijken. Hij is niet zo lenig als zijn twee vrienden, en kan daarom niet zo ver springen. Maar hij laat zich niet kennen. ‘Ach wat,’ zegt hij onverschillig, ‘als we een nat pak krij- gen, maakt dat toch niks uit. Onder die wagen drogen we wel weer op.’ ‘Ja, maar denk erom, vriend, dat je stil bent,’ waarschuwt Huibert. ‘Je snuit hou- den en geen vin verroeren. Afgesproken? Als ze ons horen, mislukt ons plan.’ De vrienden komen steeds dichter in de buurt van het weiland. Het begint al lich- ter te worden. Dan zien ze in de verte de wagen. Er staat een tafel met een lesse- naar op. Daar moet die dominee natuur- lijk achter staan. ‘Tsjonge, wat zullen ze schrikken,’ lacht Huibert. ‘Wat zullen die lui raar kijken. En wat zal die zogenaamde dominee een smak maken. Haha! Ik geef het sein, jongens. Als die dominee staat te pre- ken, duwen we met z’n drieën de wagen omhoog. Dan laten we die preker achter- over in de sloot vallen. De plons horen we vanzelf. Dan die wagen snel weer neerzet- ten. En wegwezen ... over de sloot sprin- gen ... en dwars over het land maken dat we wegkomen.’ De vrienden kruipen het laatste stukje langs de slootkant. Niemand mag hen zien! Gelukkig is er ook niemand, omdat het nog zo vroeg is. Voordat ze over de laatste sloot springen, kijken ze extra goed rond. Dan neemt Huibert een aanloop en springt naar de overkant. De andere twee volgen. Zo snel mogelijk kruipen ze naar de wagen die als preekstoel moet dienen. Ze verstoppen zich achter de kleden. Zie- zo, hier zitten ze veilig. Rustig wachten ze af. Ondertussen eten ze hun boterhammen die ze hebben mee- genomen. Dan horen ze hoe de eerste mensen het weiland op komen. Dirk

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==