9789033129957

13 zijn vier ramen met tussen de middelste twee ramen een openslaande deur naar een balkon precies boven de imposante dubbele voordeur. Aan weerszijden van het huis staat een sierlijk torentje. ‘Dit had ik niet verwacht,’ zegt Martine, die zichtbaar onder de in- druk is. ‘Niet?’ Jacomijn kijkt haar vragend aan. ‘Die dubbele achternaam zegt anders genoeg. Louise is van adel. Haar opa was baron en haar oma barones.’ ‘Hoe zijn haar ouders dan bevriend met die van jou?’ Jacomijn schiet in de lach. ‘Die vriendschap is al ontstaan in hun jeugd. Volgens mij hebben ze bij elkaar in de klas gezeten of zoiets. Louises ouders zijn heel gewoon, hoor.’ ‘Dan lijkt Louise niet op hen,’ vindt Martine. ‘Kom jij wel eens bij hen?’ Jacomijn schudt haar hoofd. ‘Toen we klein waren, gingen Luuk en ik wel eens met onze ouders mee, maar later niet meer. Louise sloot zich helemaal van ons af en dan is er weinig lol aan.’ ‘Dat snap ik. Jammer, want het lijkt me best interessant om eens in dat huis te kijken. Het moet wel een soort museum zijn. Heeft Louise nog meer broers en zussen?’ ‘Eén broer. Maar die ken ik niet. Hij zit al een aantal jaren aan de andere kant van de aardbol en komt af en toe thuis. Hij is bij de marine of zoiets. Ik kan me hem alleen nog herinneren als jochie van een jaar of twaalf.’ ‘Ik geloof dat ik het steeds interessanter ga vinden!’ ‘Om die broer? Als hij er bijna nooit is, is er weinig interessants aan. Ga je mee? Ik heb het hier wel gezien.’ Maar Martine is nog niet uitgekeken. Haar blik gaat nogmaals over de oprijlaan achter de gesloten hekken en het prachtige huis met de schattige torentjes. ‘Om hier te wonen moet toch super zijn,’ zegt ze met een diepe zucht. ‘Is er geen mogelijkheid dat we een keer bij hen op bezoek gaan of zo? Jij kunt misschien wel iets regelen ...’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==