9789033129940

13 gebeeld met een sleutel. Volgens de paus heeft Petrus de sleutel van de hemel.’ ‘Dieven komen niet in de hemel,’ fluistert Victor. Audric geeft geen antwoord, maar voelt aan een houten kistje dat tegen de muur hangt. ‘Ik ga dit offerblok een beetje verbouwen. Zet de kaars maar neer. Jij gaat naar de grote deur en je let op of er iemand komt. Misschien is het kaarslicht van buiten te zien.’ Victor staat bij de grote deur en luistert naar de geluiden op straat. Af en toe gaan er voetstappen voorbij en één keer staat er iemand stil aan de andere kant van de deur. Bijna roept hij zijn broer, maar dan hoort hij een klaterend geluid en van de zenuwen moet hij lachen. Daar buiten staat iemand in het hoekje bij de kerkdeur te plassen. ‘Ssst!’ doet Audric fel. Zijn broer boort met een booromslag een paar kleine gaatjes in de onderkant van de collectebus. Daarna is hij met de zaag bezig en met de vijlen. Op straat loopt nu niemand meer, want de nacht is ingevallen. Audric is zachtjes mopperend nog steeds bezig. Dan hoort Victor gerinkel, het geluid dat hij soms hoort als vader betaald krijgt voor een nieuw rijtuig. Audric plukt het offerblok leeg. De dief. En hij is de helper van de dief. Dus is hij ook een dief. ‘Ben je klaar?’ roept hij zacht. ‘Kom maar, de mensen in Laval slapen nu,’ gromt Audric. ‘Kijk eens wat ik gemaakt heb? Het offerblok zit vast aan de muur, dus je kan het niet meenemen. Bovenin zit de gleuf om geld in te doen. Aan de zijkant zie je het deurtje met een slot. Dat krijg je niet open. Daarom heb ik aan de onderkant een luikje gemaakt. Kijk, het kan schuiven. Open en weer dicht. Nu doe ik het dicht. Blaas jij het zaagsel even ver weg? Dan merken ze niets van ons bezoek.’ ‘Natuurlijk wel! Het offerblok is toch leeg! Ze zijn niet gek!’ Audric glimlacht hooghartig en pakt een paar munten. Eén voor één duwt hij de munten door de gleuf in het offerblok. Dan pakt hij nog meer munten en herhaalt dit. De houten Petrus kijkt droevig toe, maar Victor wordt blij. ‘Je steelt niet?’ zegt hij opgelucht. ‘Ik dacht dat ...’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==