9789033129940

12 en Audric wat leren lezen en schrijven. Eerst was hij hun priester, maar nu dient Migoret de kerk van Laval. Hij moest eens weten ... De avond valt en langzaam verliezen de gebrandschilderde ramen hun kleur. Vanuit de hoeken van het kerkgebouw sluipt de duister- nis op Victor af. Plotseling veegt er een donkere gedaante over de tegelvloer en bijna gilt hij van angst. Dan ziet hij iets bekends aan het spook dat nu half overeind komt. Het is Audric! Hij staat gebo- gen bij het altaar waarop twee dikke kaarsen branden. Victor hoort de stemmen van de priesters, hun voetstappen klinken hol in de nu stille kerk. Dan flakkert even het linker kaarslicht en een priester zegt: ‘Ik zal de kaarsen doven, wacht bij de deur.’ Victor hoort zijn eigen hart bonken. Nu wordt Audric natuurlijk betrapt. Wat moet hij dan doen? Tevoorschijn komen? Of vannacht in de kerk blijven slapen en morgen wegsluipen? De priester blaast kaars voor kaars uit en dan verwijderen zijn voetstappen zich. De kerkdeur valt met een holle dreun dicht. ‘Dat ging gesmeerd, broertje!’ fluistert Audric. ‘Kom naar het altaar en pak deze kaars. Pas op, het kaarsvet is gloeiend heet en je mag niet morsen. Draag de kaars voorzichtig achter mij aan.’ Victor gehoorzaamt en ruikt de bedwelmende lucht van de kaars. De geur van rust en vrede, galmende psalmen en Latijnse spreu- ken. De geur van het geloof. Hij draagt de kaars achter zijn broer aan en komt zo dicht bij de gesloten deuren. Hij snuift eens in de lucht, hier hangt een andere geur. Het stinkt een beetje, alsof er oude rommel verbrand wordt. ‘Even licht maken, kijk!’ zegt Audric trots. Hij heeft een stuk lont in zijn hand dat zachtjes smeult. ‘In de auberge , de herberg, gekregen van een soldaat. Een echt lont dat een paar minuten brandt. Zet de kaars neer!’ Met veel geblaas lukt het Audric de kaars aan te steken met het lont. Het zachte kaarslicht verspreidt een gele lichtkring. Het licht danst over de muur en valt op een houten gestalte net boven hun hoofd. ‘Dag Petrus,’ grinnikt Audric. ‘Is dat een beeld van Petrus?’ vraagt Victor vol ontzag. ‘Ja, kijk maar naar de sleutel in zijn hand. Petrus wordt altijd af-

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==