9789033129940

10 Dan is Audrics geduld op en zijn hand schiet uit. Pats, midden in het gezicht van Victor. Audrics ogen fonkelen en hij snauwt: ‘Meegaan of ik stop je weer bij het varken.’ Victor huivert. Twee jaar geleden had Audric hem in het varkens- hok opgesloten. Met een harde duw gooide hij hem erin. Het grote varken schrok en beet meteen. Eerst in zijn linkerbeen, toen in zijn rechter. Hij had gegild en gelukkig hoorde vader hem. Die sloeg het varken met een stuk hout op de platte neus en het beest deinsde achteruit. Vader sleurde hem door de mest naar buiten en gaf hem een mep tegen zijn hoofd. ‘Blijf dan uit dat hok,’ had vader geroe- pen. Snikkend en snotterend had Victor verteld dat het Audrics schuld was. Het hielp niet. Audric was nergens meer te bekennen en hij had er nooit straf voor gehad. Audric is stoer, is handig, is sterk en vader is trots op hem. Audric, wagenmaker in de dop. Victor staakt zijn verzet. ‘Goed, ik ga mee.’ Audrics gezicht klaart helemaal op. ‘Aha broertje, wij laten elkaar niet in de steek. Kom!’ Vleiend legt hij zijn arm om Victors schou- der. ‘Jij mag mee naar de stad Laval. Vader vindt het goed! We gaan samen, ik ben tenslotte al vijftien jaar.’ Victor probeert zijn angst te verbergen. Het ene moment lijkt Audric op zo’n gebeeldhouwd, boosaardig duiveltje uit het kerk- portaal, het andere moment doet hij vrolijk en aardig. ‘Wat gaan we doen in Laval? Dat is wel vier uur lopen!’ ‘Ik vertel het onderweg, maar ik moet eerst even in de werkplaats rondneuzen.’ In de wagenmakerij staan twee wagens: een mooi rij- tuig zonder achterwielen en een boerenkar die al helemaal klaar is. Boven de werkbank hangt het gereedschap. Audric pakt een hand- boor, een setje vijlen en een korte zaag. Hij stopt de spullen in een zak van zeildoek. ‘Wat moet je daarmee?’ Audric knipoogt en zegt kalm: ‘Inbreken. Daar hoef je niet van te schrikken, want waar wij inbreken is niemand thuis. Daar woont niemand, haha!’ ‘Ik snap het niet,’ hoort Victor zichzelf zeggen.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==