9789033129803

9 ‘Een andere keer, Muis,’ zegt Iza. ‘Mama was steeds in de keuken. Ik kon geen suikerklontje voor je meenemen.’ Muis laat haar hoofd hangen. Ze is gek op suikerklontjes. ‘Tot straks, Muis. Misschien heb ik dan wel een klontje voor je. Ik ga nu eerst bij een veulentje kijken. O ja, en eieren halen.’ Het is ver fietsen naar boer Stam. Nog verder dan naar het dorp waar de school van Iza staat. Ze denkt aan het veulen. Wat zou het leuk zijn als er in de manege ook een veulentje zou zijn. Iza houdt van de manege en van de paarden. Ze houdt van de duinen waar de manege tegenaan ligt. Ze houdt van de zee. Het heerlijkste is om op Muis over het strand te draven, vlak langs de zee. In de verte is de boerderij van boer Stam. Boer Stam heeft veel kippen. Ze lopen los over het erf en in het weiland. ‘Scharrelkippen leggen de lekkerste eieren,’ zegt mama altijd. Iza proeft het verschil niet, maar ze vindt het leuk om de kippen los rond te zien scharrelen. Het zijn zulke grappige beesten. Eén kip loopt altijd als een hondje achter de boer aan. ‘Volluk!’ roept ze, als ze langzaam het erf op fietst. De boer komt uit de stal. ‘Jij komt naar het veulen kijken.’ ‘Ja, en eieren halen.’ ‘Twee vliegen in één klap,’ lacht boer Stam. ‘Staan ze in de wei?’ ‘Nee, ik heb ze net weer op stal gezet. Kom maar mee.’ ‘Oeps!’ ‘Wat doe je?’ Boer Stam kijkt om. ‘Ik struikelde bijna.’ ‘Ach, over Witje.’ De kip kijkt zielig naar de boer en kakelt alsof ze een heel verhaal vertelt. ‘Wat een gekke kip,’ zegt Iza.

RkJQdWJsaXNoZXIy