9789033129766

11 Papabedankt demeneerhartelijkvoor zijngoede zorgen. Sem en Evi geven de meneer ook een hand. Papa helpt Evi de auto in. Daarna tilt hij de kapotte fiets van Evi in de kofferbak. Zou hij nog gemaakt kunnen worden? ‘Waar gaan we heen?’ vraagt Sem verbaasd. ‘Even bij het zwembad kijken,’ zegt papa. Hij parkeert de auto. ‘Waar stond je fiets, Sem?’ Sem wijst het aan. ‘Daar, in die hoek.’ ‘Goed, blijven jullie maar even zitten.’ Sem wrijft voorzichtig over zijn pols. Die doet ook zeer. Ze zien papa rondlopen bij de fietsenrekken. Hij praat met eenpaarmensen.Diemensen zien er boos uit.Grap- pig dat je dat van zo ver kunt zien, denkt Evi. ‘Er zijn vast meer fietsen weg,’ zegt Sem. ‘Die meneer is woedend, zie je dat? O, papa belt naar het bureau.’ ‘Ik zie dat hij belt, ja,’ zegt Evi. ‘Maar hoe weet je dat hij het politiebureau belt? Hij kan toch ook je moeder bellen? Of iemand anders?’ ‘Hé,papa is politieagent.Natuurlijk belt hij het bureau.’ ‘Maar hij heeft toch geen dienst?’ ‘Juist daarom,’ zegt Sem. ‘Hij komt er alweer aan.’ ‘En?’ vragen ze als Sems vader instapt. ‘Tja, ik sprak nog twee mensen die hun fiets kwijt zijn.’ ‘Dat zagen we,’ zegt Evi vlug. ‘Het is een epidemie,’ zucht papa. ‘Wat is dat nou weer?’ ‘Een besmettelijke ziekte,’ weet Sem. ‘Niet helemaal,’ zegt zijn vader. ‘Het is een epidemie als er heel veel mensen tegelijk ziek zijn door dezelfde ziekte. Fietsen stelen lijkt nu wel zo’n ziekte, snap je?’

RkJQdWJsaXNoZXIy