9789033129742

14 door een paar jongens uit de klas. Harmen grijpt naar zijn gezicht en wil met fonkelende ogen op hem afstormen, maar ook hij wordt tegengehouden. De bel gaat. Iedereen gaat naar binnen. Uit zijn ooghoeken ziet Samuel Harmen bij de meester staan. Harmen veegt met zijn hand over zijn wang. Ja ja, eerst de ruzie uitlokken en dan janken, denkt Samuel kwaad. Hij moet wachten bij de deur. ‘Dat is de tweede keer dat je ruzie hebt op het plein, Samuel,’ zegt de meester. Samuel kijkt naar de vloer.Wat moet hij zeggen? Dat hij vroe- ger nooit ruzie had? Dat hij allemaal achten en negens haalde op zijn rapport en de meester zelden klachten over hem had? Hij moest hoogstens een keer in de hoek staan als hij had zit- ten kletsen. Hij heeft er toch ook niet voor gekozen om hier- naartoe te komen?Wat kan hij eraan doen dat er oorlog in zijn land is? Hij voelt zijn keel dik worden, maar hij zal niet gaan huilen, zoals Harmen. ‘Kijk me eens aan, Samuel!’ zegt de meester. Dat is ook zoiets raars. In Nederland moet je de meester aan- kijken als je iets gedaan hebt. Dat moest je bij meester Shanati niet proberen. Dat zou hij pas echt brutaal vinden. ‘Je weet toch dat je met slaan niets oplost?’ Samuel knikt. ‘Zat Harmen je dwars?’ ‘Hij zei dat het een penalty was,’ antwoordt Samuel. ‘En dan sla jij hem op zijn gezicht?’ Samuel knikt. Er was natuurlijk veel meer, maar hij weet niet hoe hij het uit moet leggen. ‘Voor straf blijf je vanmiddag een halfuur na,’ zegt de meester. ‘Harmen krijgt ook een waarschuwing.’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==