9789033129728

10 Jasmijn knikt. Ze staart stralend naar het varken, alsof het de knapste prins van het land is. Opa zoekt Tijs. ‘En wie is die juffrouw Jansen dan?’ Jasmijn fluit. Vier vrolijke tonen. IAAA-IAAA! klinkt een rare hoge uithaal. ‘Ze likt me!’ gilt Tijs. ‘Kijk dan!’ ‘Dat wil ik ook!’ roept Jasmijn. Zeholt dwarsoverhet pleinenklimt naast Tijsophet hek. IAAA-IAAA! klinkt het weer. Een bruine kop met slierterige manen draait zich naar Jasmijn. Opaknippertmet zijnogen. ‘JuffrouwJansen iseenezel?’ Jasmijn pakt opa’s arm als hij het hek heeft bereikt. Ze duwt hem naar de ezel toe. ‘Ze wil u ook wel even likken.’ Opa trekt verschrikt zijn arm terug. ‘Geef dat beest een lolly. Dan kan hij daaraan likken.’ ‘Hij?’ zegt Jasmijn beledigd. ‘Het is een juffrouw, hoor.’ ‘Haha,’ lacht Tijs. ‘Opa durft niet.’ Jasmijn zwiept haar been over het hek. ‘Wat ga je doen?’ vraagt opa. ‘Stukje rijden,’ zegt Jasmijn. ‘Stukje rijden?’ vraagt opa. Hij wil Jasmijn vastpakken, maar ze heeft de hals van juffrouw Jansen al beet. Het volgende moment hupt ze op de rug van de ezel. ‘Dat mag, hoor,’ roept Jasmijn. ‘Dat doen wij elke keer.’ ‘Ik ook,’ zegt Tijs. IAAA-IAAA, balkt juffrouw Jansen met haar vreemde hoge kreet.

RkJQdWJsaXNoZXIy