9789033129728

9 Ik moet er toch een beetje netjes uitzien op bezoek bij een dame?’ Even kijkt opa Jasmijn aan. ‘Is ze deftig?’ Jasmijn perst haar lippen op elkaar. Haar ogen glinsteren, maar opa ziet het niet. Dan zegt Jasmijn snel: ‘Heeeeel deftig.’ De stem van Tijs klinkt over het pleintje. ‘Hallo juffrouw Jansen! Daar ben ik weer!’ Jasmijn zucht en sjokt verder. ‘Als wij hadden gerend, waren wij eerder geweest.’ Aan de rand van het pleintje staat een vrolijke woon- wagen geparkeerd. De raampjes hebben opengeklapte luiken. Blauw met roze. En onder de raampjes hangen bloembakken. Blauwmet geel. ‘Dat ding heeft geen wielen,’ zegt opa. ‘Dat geeft niet,’ zegt Jasmijn. ‘Bonk hoeft toch niet weg.’ ‘Bonk?’ vraagt opa. Jasmijn zwaait naar de woonwagen. ‘Bonk is hier elke dag.’ Uit de deuropening zwaait een grote man terug. Opa wappert wat met zijn hand. Dan kijkt hij rond en haalt hij zijn neus op. ‘Zeg, ik wil die mevrouw van jou niet beledigen hoor. Maar zij stinkt toch niet zo, hoop ik?’ ‘Natuurlijk niet,’ zegt Jasmijn. ‘Dat is haar buurman.’ Opa staat stil. ‘Haar buurman?’ ‘Daar.’ Jasmijn wijst naar de overkant van het pleintje. Opa laat zijn schouders zakken. ‘Een varken? Is haar buurman een varken?’

RkJQdWJsaXNoZXIy