Alarm!

7 sirene van de auto van de duikploeg. ‘Het bekende verhaal,’ zegt de agent, die hulpeloos op hun komst staat te wachten. ‘Even testen hoe sterk het ijs is.’ Jeroen knikt. ‘Hij houdt zich gelukkig nog vast aan het ijs.’ ‘Zeg dat wel. We hebben gezegd dat jullie eraan kwamen.’ ‘Hoelang ligt hij er al in?’ ‘Vermoedelijk een kwartier.’ Weer knikt de bevelvoerder. ‘We zullen hem er snel proberen uit te halen. De ambu zal er ook wel bijna zijn, denk ik.’ ‘Detraumaheli isookopgeroepen,hoordeikviademeldkamer.’ Niet veel later stopt het busje met duikers vlak bij de vijver. De schuifdeur gaat open en twee mannen in een rood duikpak stappen uit. Een van hen schuift een soort platte slee het ijs op en gaat er zelf bovenop liggen. Eenanderebrandweermanrolt de lijnuit,waarde sleeaanvast zit. ‘We komen je ophalen!’ roept hij over het ijs. De man op de slee prikt twee ijzeren pinnen in het ijs en trekt zich vooruit richting de jongen. Zo glijdt hij langzaamvooruit. Sander kijkt gespannen toe. Hij rilt. Hoe zal het met de jongen in het wak zijn? Intussenisdeambulanceookgearriveerd.Tweebroedersstap- pen uit en lopen op Jeroen en de agenten af. ‘Hoelang ligt hij al zo stil?’ vraagt een van de broeders. ‘Ongeveer vier minuten,’ antwoordt de agent. ‘Oké, danmoetenwewel opschieten. Hebben jullie al eenpaar dekens gepakt?’ ‘Ja,’ antwoordt Jeroen. ‘De jongens hebben net de dekens met folie klaargelegd.’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==