Jacht op de goudzoekers

10 Sousca piept met een hoog geluid en maakt kabaal door met haar staart op het water te slaan. ‘Maar de toeristen hebben er nog steeds geld voor over om met de vissers naar jouw familie in de jungle te gaan om daar met jullie te zwemmen.’ Hij vaart verder en Sousca zwemt in een vast ritme mee. Met elke kilometer laat Lenno zijn vertrouwde omgeving achter zich. Het gebied waar hij als indianenjongen is opgegroeid. Het indianen- dorp waar zijn familie woont en waar hij nog regelmatig komt. Voor hem ligt een kruising van rivieren. Hij mindert vaart en het geluid van de motor wordt zachter. Hij stuurt zijn boot in de dichte begroeiing en kijkt om zich heen. Op de kruising is niemand te zien. Lenno draait de motor uit. Een stilte valt over hem heen. Nu moet hij goed opletten. Hij vouwt het papier open. Daarop is een kaart van een gedeelte van de jungle te zien. Er staan twee rode kruisjes op getekend. Die plekken moet hij zien te vinden. Met zijn wijsvinger wijst hij de grote kruising aan. Daaromheen is het een wirwar van zijtakken van de rivier, die op de plattegrond als wormpjes door het groen kronkelen. Hij moet de tweede zij- tak invaren. Die eindigt bij het ene kruisje dat in een grijs stukje staat getekend. Wat zal dat grijze stukje zijn tussen al dat groen? Een stuk verderop vaart hij de zijtak in. Terwijl hij tussen een gordijn van dikke lianen doorvaart, denkt hij aan zijn vriend. Heeft hij hier ook gevaren? Een rilling gaat door Lenno heen als hij in gedachten dat ene moment van verleden week herbeleeft. Dat moment op de markt. Terwijl hij brood in zijn tas stopte, zag hij vanuit zijn ooghoeken dat iemand iets van de kraam pakte. Ineens stond hij oog in oog met zijn vriend. Hij had hemmaanden niet gezien. Lenno schrok erg. Hij wilde van alles zeggen, van alles vragen, maar hij kreeg

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==