Chaos in het bos

stukje grond hebben uitgekozen om de tent op te zetten. ‘Tevreden?’ Vader slaat hem op zijn schouder. ‘En je ziet het, hè? De zon is er al.’ Mees knikt. ‘Het is een mooi plekje.’ ‘En je hoort of ziet hier verder niemand.’ Moeder kijkt tevreden rond. ‘En dat was de bedoeling. Toch?’ Ze kijkt lachend naar vader. Die knikt. ‘Helemaal waar. Lekker rustig met z’n vijven.’ ‘Maar…’ Mees steekt zijn vinger op. ‘Daar komt een auto aan. Diemensen komen tochniet vlak bij ons staan?’ Het geluid komt intussen steeds dichterbij. ‘Hopelijk rijden ze door. Laten ze ergens anders gaan staan! Pa, daar moet u wat van zeggen.’ Vaderhaalt zijnschoudersop. ‘Latenweevenafwachten. Misschien zijn het wel aardige gasten.’ Dan draait hij zich om en loopt lachend weg. Mees begrijpt er niks van. Eerst vinden zijn ouders het geweldig om een heel stil plekje te hebben, lekker met z’n vijven. En even later vinden ze het ook goed als er iemand heel dicht bij hen komt staan. ‘Ma …’ Hij kijkt zijn moeder vragend aan. ‘U vindt het toch … Maar waarom lacht u nou?’ ‘Jevader heeft gelijk:misschien zijnhetwel heel aardige mensen.’ Mees schudt zijn hoofd. Soms kan hij zijn ouders niet volgen. ‘Kijk…’ Van achter een paar dichte struiken ver- schijnt een auto. Het lijkt wel of die bewust naar hen toe rijdt. Maar … Die auto komt hem bekend voor. Is dat …? Ja, ze is het! 12

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==