Feest

16 wie mag er mee? tim ligt op bed. hij slaapt niet. hij denkt aan de prijs. en aan de bal‑lon. wie moet er mee? tim denkt en denkt. bart is zijn vriend. die wil vast wel mee. maar toos is ook lief. en hij speelt het meest met toos. want toos woont naast tim. moet toos nu mee? of bart? tim weet het niet. hij denkt: bart heeft een hond. en twee broers. dat is heel leuk. toos heeft geen hond en geen zus en geen broer. bij toos thuis is het heel stil. ja, nu weet tim het. toos mag mee!

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==