Farah krijgt een toekomst

11 mensen te tellen. Dan zitten ze allemaal bij elkaar op de binnenplaats. Farah kan tot honderd tellen, maar het waren er meer. Ze denkt dat er wel bijna honderd volwassenen in deze fabriek werken. ‘Hebben jullie lekker geslapen?’ vraagt moeder. Ze zit op haar knieën met een berg soepele modder naast zich. Voor zich heeft ze een mal waar de modder in moet. Haar roze omslagdoek is een beetje groezelig, maar toch staat die kleur mooi tussen al het grijs van de modder en het zand. ‘Ja hoor.Waar is vader?’ vraag Farah. ‘Hij moest van de baas de nieuwe modder van de berg ginds gaan mengen met water.’ Moeder knikt met haar hoofd in de richting van de grote berg grond die bij de ingang van het terrein naar de steenfabriek gestort is. ‘Zodat we genoeg soepele modder hebben om door te werken.’ Moeder werkt door terwijl ze praat. Iedere dag, behalve op zondag, moet moeder vijfhonderd stenen maken. Net als vader. Dan verdienen ze precies genoeg geld om eten te kopen. Maar voor nieuwe kleren of schoenen is eigenlijk geen geld. Als het echt nodig is, koopt vader tweedehands kleren en slippers. ‘Krijgt vader zijn vijfhonderd stenen vandaag wel af?’ vraagt Farah bezorgd. Moeder haalt haar schouders op en zegt niets. ‘Nou, ik kom snel helpen, dan komen de duizend stenen vandaag misschien klaar.’ Farah zet Shabaz bij moeder op de grond en loopt naar vaders plaats. Ze weet wat ze moet doen: de mal goed vullen met modder, flink aanslaan zodat het ook in alle hoekjes zit. De mal op de kop, netjes naast de vorige steen en dan de volgende. Op iedere steen staan nu de letters van de eigenaar van de fabriek, want die letters

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==