Farah krijgt een toekomst

9 straat op gaan, dat is veel te gevaarlijk. En ook niet netjes. Vooral voor de mensen die arm zijn, is het gevaarlijk. Veel arme mensen zijn christen, en de meeste mensen houden niet van christenen. Farah denkt terug aan die keer dat de oudere zus van Rimsha alleen naar het kleine winkeltje bij de asfaltweg liep. Ze wil- de een beetje suiker gaan kopen. Ineens kwam de zoon van de eigenaar van de fabriek eraan scheuren op zijn motor. Hij begon tegen haar te schreeuwen, trok haar hoofddoek af en riep: ‘Oneerbaar meisje, wat doe je hier zonder je vader? Je bent een hond, die slenteren ook langs de weg. Je bent een christenhond.’ Ze wist niet hoe snel ze weer naar huis moest rennen. Vader heeft wel eens verteld dat hun familie vroeger op het platteland woonde en daar rijst en andere gewassen ver- bouwde. De ouders van haar overgrootvader werkten voor witte mensen. Zij vertelden over de Heere Jezus. Er zijn toen veel Pakistaanse mensen christen geworden en alle- maal vertelden ze de verhalen die ze van hun ouders over Jezus gehoord hadden weer door aan hun kinderen. Ze gingen ook iedere zondag naar een gebouwtje dat ze kerk noemden. Er werd dan verteld uit een dik boek. Dat boek heet de Bijbel, vertelde vader. De Pakistaanse mensen had- den dat boek niet. Ze konden toch niet lezen. Ook nu heeft er niemand in de steenfabriek een Bijbel en kunnen mensen niet lezen. Soms weten volwassen mensen ook niet zo goed meer hoe het precies in de Bijbel staat. Farah vroeg haar vader een keer waarom veel mensen een hekel hebben aan christenen. Christenen doen toch de goede dingen die in de Bijbel staan? Vader zei toen dat God het eens zou verande- ren, maar wanneer en hoe? Dat wist hij ook niet.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==