Onrust in Wittenberg

12 naar het raam. ‘Eigenlijk wil ik ons potje kegelen nog afma- ken.’ Hans lacht. ‘Jij hebt verloren.’ ‘Ja, zo kan ik ook winnen, jochie.’ Else geeft Hans een plage- rig duwtje. ‘Dat was volgens mij de eerste keer dit jaar.’ Na het eten legt vader een gedeelte van een Psalm uit. Som- mige studenten schrijven druk mee. Hans en Else kunnen hun aandacht er bijna niet bij houden. Eindelijk zwijgt vader. Voordat één van de studenten een vraag kan stellen, springt Hans overeind. ‘Wat ga je doen?’ vraagt vader. ‘Wij willen gaan kegelen.’ ‘Goed!’ knikt vader. ‘Zal ik ook meedoen?’ Een grote groep kinderen loopt mee naar buiten. ‘Kennen jullie dit kunstje al?’ vraagt vader. Nauwkeurig mikt hij. In één worp gooit hij een groot aantal kegels omver. ‘Knap!’ vindt Else. Hans’ vader raapt de bal op en geeft hem aan Hans. Hans mikt en mikt. Dan gooit hij de houten bal. De bal rolt rake- lings langs de kegels. Else schiet in de lach. ‘Niet lachen, Else,’ zegt Hans’ vader. ‘Eigenlijk lijkt dit kegel- spel wel een beetje op het echte leven. Ook dan krijg je te maken met dingen die goed gaan en met zaken die fout- lopen. Uitlachen is niet aardig.Want ook in jouw leven kun- nen vervelende dingen gebeuren.’ Hans ziet dat Else een rode kleur krijgt. Even lijkt het alsof ze wat wil zeggen, maar ze klemt vlug haar kaken op elkaar. Hans kijkt even of zijn vader op hem let. Maar die staat net met een bal in zijn handen. Stiekem steekt hij zijn tong uit naar Else. Vlug komt Else naast hem staan. ‘Wacht maar,’ fluistert ze. ‘Ik kegel er straks minstens drie om in één worp.’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==