Onrust in Wittenberg

11 Samen slenteren ze naar het stuk land vlak bij het klooster. Hans pakt het mes dat tante Lena in de mand had gelegd en snijdt de kolen af. Zuchtend komt hij overeind. ‘Breng jij ze maar naar de keuken. Anders bedenkt tante Lena of mijn moeder vast weer een ander klusje voor me. En daar heb ik echt geen zin meer in.’ ‘Wees blij dat je het voor je moeder kunt doen.’ Else draait zich met een ruk om en loopt weg. Hans bijt op zijn lip. Hoe kon hij zo dom zijn. Else is net zo oud als hij, elf jaar, maar zij heeft geen ouders meer. Haar moeder Margarethe was een zus van zijn vader. Samen met haar broers Fabian, Andreas, Georg en zus Magdalena woont Else al heel lang bij hen in het klooster. Vlug tilt hij de mand op. Dan loopt hij achter zijn nichtje aan. ‘Else!Wacht even.’ Pas na drie keer roepen, luistert Else. Ze blijft staan. ‘Wat is er?’ ‘Het spijt me,’ zegt Hans zacht. ‘Ik dacht er even niet aan.’ Else veegt met haar hand langs haar ogen. ‘Snap ik wel. Ik soms ook niet meer. Ik weet zelfs niet goed meer hoe mijn moeder eruit zag,’ zegt ze dan zacht. ‘Ik woon alweer zeven jaar bij jullie. En oomMaarten en tante Käthe zijn goed voor ons. Maar soms verlang ik zo naar mijn eigen ouders.’ Stil lopen ze terug naar huis. ‘Volgens mij moeten we nog opschieten,’ zegt Hans. ‘Anders is het eten op.’ Nog net op tijd schuiven ze aan de lange tafel in de eetzaal. Hans’ moeder en tante Lena zetten de laatste stoofpotten op tafel. ‘Gelukkig zijn er vandaag niet zoveel gasten. We zijn maar met dertig mensen. Ik hoop dat de studenten niet eindeloos vragen stellen,’ zucht Else. ‘Dan vergeet jouw vader gewoon te eten en duurt de maaltijd zo lang.’ Ze kijkt verlangend

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==