Onrust in Wittenberg

9 op. Eigenlijk kan ik me bijna niet voorstellen dat ik hem zomaar ben kwijtgeraakt.’ ‘Maar waar is hij dan gebleven?’ Else plukt aan het witte schort dat ze over haar roodbruine jurk draagt. ‘Is hij niet gestolen?’ zegt Hans. ‘Gestolen?’ Else slaat een hand voor haar mond. ‘Wie moet dat dan gedaan hebben?’ ‘Als ik dat wist …’ antwoordt moeder. ‘Maar ik moet eerlijk bekennen dat ik daar nu wel aan denk. Deze kast was eigen- lijk het laatste plekje waar de ring nog zou kunnen liggen.’ Verdrietig staart ze naar de rommel op de grond. ‘Heeft u al op de zolder gezocht?’ wil Hans weten. Moeder schudt haar hoofd. ‘Ik kan toch niet de kamers van alle studenten die een kamer bij ons huren doorzoeken?Wat moeten zij nu met een ring?’ ‘Er zijn studenten die altijd geld nodig hebben,’ zegt Hans wijs. Moeder lacht. ‘Daar hoef je geen student voor te zijn. Ons geld is ook altijd op. Het is waar dat sommige studenten arm zijn. Maar daarom kun je ze niet zomaar verdenken. Er komen hier zoveel mensen aan de deur. Stel dat ik de ring even in de keuken heb laten liggen en er kwam net op dat moment een koopman binnen …Dan is het maar een kleine moeite om de ring stiekem mee te nemen. Ik ben bang dat ik hem nooit meer terugzie. En dat vind ik echt heel erg.’ Moeder bukt zich en vouwt de kleding netjes op.Vlug legt ze alles terug in de kast. ‘Haal jij even een bezem voor de scher- ven, Hans! Ik ga snel met tante Lena aan het eten beginnen.’ Hans springt de trap af. De houten treden protesteren kra- kend. Uit de keuken pakt hij een bezem. Even later veegt hij de scherven bij elkaar. Samen met Else brengt hij ze naar de afvalput in de tuin. De scherven belanden op de botjes van

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==