Onder vuur

13 daarna hadden ze hem met Wessels zien praten en die was lid van de NSB. Volgens pa zou Wessels nooit iemand ver- raden, maar dat gelooft Evert niet. ‘Ik ga naar huis!’ zegt Anne-Co. ‘Mijn vader heeft liever niet dat ik dit soort dingen opzoek. Hij vindt het gevaarlijk.’ ‘Er is niets gevaarlijks aan,’ zegt Evert. ‘Die geallieerden gaan heus niet schieten als er burgers in de buurt zijn.’ Het woord ‘geallieerden’ spreekt hij gewichtig uit. Maar hij loopt toch achter de meiden aan. Ze wonen helemaal aan de andere kant van het dorp en doen er nog minstens tien minuten over voor ze thuis zijn. Hij heeft liever niet dat zijn vader erachter komt dat ze hier geweest zijn. Hij ruikt een schroeilucht en draait zich om. ‘Ze steken de bus in de fik,’ roept hij. Achter de ramen van de bus zien ze overal vlammen en uit de openstaande deur komt zwarte rook. Er klinkt een knal. De soldaten doen snel een paar stappen terug. ‘Slim,’ zegt Janna. ‘Ze zullen niet op een uitgebrande bus gaan schieten.’ ‘Ze zijn gek geworden!’ zegt Evert. ‘Jij bent gek!’ zegt Janna terwijl ze wegrent. Haar witte schort wappert in de wind. Anne-Co gaat achter haar aan. Evert wil hen volgen, maar Gerrit houdt hem tegen. ‘Laat ze joh. Dan hebben ze ook geen lol.’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==