De val van Jeruzalem

13 Amos krijgt visioenen te zien Plotseling verstart Amos’ blik. Ang- stig slaat hij zijn handen voor zijn gezicht. Het lijkt wel alsof hij een droom heeft, maar hij is toch echt wakker! In een visioen ziet hij een zwerm sprinkhanen opkomen. Hun gesnerp is oorverdovend. In korte tijd is er geen groen meer te zien. Al- les is kaalgevreten! Amos valt op zijn knieën en bidt tot God: ‘Heere, Heere, vergeef ons toch! Niemand van ons volk zal kunnen blijven bestaan als deze straf over ons komt! Heb medelijden, Heere!’ Dan antwoordt de Heere: ‘Deze plaag zal niet komen.’ Terwijl Amos nog op zijn knieën ligt en opkijkt, ziet hij in een nieuw ge- zicht hoe de Heere brand laat uit- breken als straf voor de zonden van Israël. Hoog laaien de vlammen op en Amos ziet de vlammen aan de waterbronnen likken. Uitgedroogd en dor liggen de bronnen er even la- ter bij. De vlammen jagen over het akkerland. Het groen dat nog over was na de sprinkhanenplaag ver- schroeit en blakert zwart. Met opengesperde ogen ziet Amos alles aan en dan schreeuwt hij het uit tot God: ‘Heere, Heere, neem het oordeel weg! Israël is klein en zwak. Als deze oordelen komen, zal er niets van hen overblijven.’ Geknield blijft Amos liggen tot de Heere hem antwoordt: ‘Ook deze plaag zal niet komen.’ Trillend staat Amos op. De dreigen- de beelden in het visioen zijn ver- dwenen. Het land ligt er vredig bij en de laatste zonnestralen strelen de wuivende grashalmen. Dan ha- ken zijn ogen zich vast in een nieuw visioen. Voor zich ziet hij een muur. Boven op de muur staat de Heere met een koord in Zijn hand. Aan het uiteinde is een loden bal als gewicht vast- gemaakt. Het is een paslood, dat metselaars gebruiken om een muur loodrecht te kunnen metselen. De Heere vraagt aan Amos: ‘Wat zie je, Amos?’ ‘Een paslood.’ Dan zegt de Heere: ‘Amos, Ik zal het paslood zetten in het midden van Mijn volk Israël. Ik zal de hoogten en de heiligdommen van de afgo- AMOS , DE PROFEET U I T TEKOA

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==