Een herdersjongen die dominee werd

13 hoeve ‘Groot Batelaar’. Driekus is vier jaar. Twee jaar na zijn geboorte kreeghij eenzusje ennu is erweer eenkindjeopkomst. Driekus speelt in de woonkeuken. ‘’k Wil naar moeder,’ zegt hij, al voor de derde keer. Hendrika, zijn zus van negen, schudt haar hoofd. ‘Kan niet! Zal ik je een verhaaltje vertellen?’ Hendrika kan prachtig vertellen, dus Driekus vergeet even dat hij niet naar moeder mag. ‘Goed,’ zegt hij, ‘twee verhaaltjes!’ Hendrika vertelt. Haar verhaaltjes gaan altijd over dezelfde dingen, maar dat geeft niets. Driekus luistert met zijn vingers in zijn mond. Opeens horen ze babygehuil. Hendrika stopt met vertellen, zomaar in een zin. ‘Wat is dat?’ vraagt Driekus. ‘Het kindje is geboren,’ zegt Hendrika. Driekus is meteen van zijn stoel af. ‘Mag ik nu naar moeder?’ Zijnzus schudthaarhoofd. ‘Straks, als juffrouwTrui komt,’ belooft ze. En ze probeert haar verhaaltje af te maken. Maar Driekus kan bijna niet meer luisteren. Hij wil zo graag naar moeder ... Dan vliegt de deur van de woonkeuken open. ‘Waar is jullie vader?’ roept juffrouw Trui. ‘Ik ... denk ... in de stal,’ zegt Hendrika geschrokken. Driekus klimt gauw op haar schoot. Waarom kijkt die aardige juffrouw Trui zo vreemd? ‘Hij moet de dokter gaan waarschuwen!’ zegt juffrouw Trui. En voor Hendrika nog iets kan vragen, draait ze zich alweer om. ‘Ik ga naar vader,’ zegt Hendrika. Driekus klampt zich aan haar rokken vast. ‘Ik wil naar moeder!’ Zijn zus schudt heel beslist haar hoofd. ‘Kan niet. Naar vader!’ Vader is buiten bezig met de melkbussen. ‘Maar, wat, hoe?’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==