EN OF

10 ‘Dan zal ik jullie een snelcursus tent opzetten geven.’ Hij zet het dienblad op de tafel en gaat in een van de stoelen zitten. ‘Ha, lekker die zon.’ ‘Heerlijk.’ De moeder van Fenna komt ook naar buiten. ‘Ik snap niet waarom jullie naar Zoutelande willen. Alles is hier: de zon, een koelkast vol drinken, een zwembad in de tuin, we kunnen de hangmatten uit de schuur pakken. Als ik jullie was…’ ‘Dan bleven we braaf bij onze vader en moeder,’ vult Fenna aan. Ze knipoogt naar haar vriendinnen. ‘Zo gaat het al dagen. Mam, ik ben vijftien! Hoeveel keer moet ik dat nog zeggen?’ ‘Maar je hebt nog nooit zonder ons gekampeerd.’ Er komen diepe rimpels in het voorhoofd van de moeder van Fenna. Fenna haalt haar schouders op. ‘U vond het zelf goed.’ ‘En daar heb ik heel veel spijt van. Als je bedenkt wat er alle- maal kan gebeuren.’ ‘Ja, de tent kan tijdens een storm wegvliegen, Zoutelande kan onder water komen te staan, er kan brand uitbreken als we eten aan het koken zijn… Moet ik nog even doorgaan?’ ‘Jij maakt overal een geintje van.’ ‘Mam, dat is niet waar. Maar ik zou het leuk vinden als u iets meer vertrouwen in me had.’ De moeder van Fenna kijkt met een bezorgd gezicht naar Guusje en Julia. ‘Wat vinden jullie moeders?’ ‘Mijn moeder heeft zo ongeveer op alles wat ik meeneem een sticker geplakt met noodnummers: van de brandweer, de dok- ter, de reddingsbrigade…,’ vertelt Julia. ‘Het valt mee dat ze mij tot nu toe stickervrij heeft gelaten.’ ‘Wat een goed idee.’ De moeder van Fenna knikt naar haar dochter. ‘Dat zullen wij vanavond ook doen.’ Fenna houdt de handen voor haar oren. ‘Nog even en ik ga heel hard gillen.’ ‘Doe maar niet.’ Haar vader grinnikt. ‘Zullen we de tent op gaan zetten?’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==