Kinderen uit de Bijbel

11 zorgen. Dat heeft Hij beloofd.’ Hij geeft haar een waterzak en brood voor onderweg. Daar gaan Hagar en Ismaël. Ze komen in de woestijn. Wat is het daar warm! De zon schijnt fel en Ismaël heeft zo’n dorst. Telkens vraagt hij: ‘Moeder, mag ik water drinken? Ik heb zo’n dorst.’ Hagar laat hem steeds een slok uit de waterzak drinken, maar na een poosje schrikt ze. Het water is op! Hoe moet dat nu? Ze moeten nog een lange reis maken. Zonder water zullen ze sterven in deze woestijn. Dan kan Ismaël niet meer verder. Voorzichtig legt Hagar hem onder een struik. Zal haar kind nu sterven? Wat vreselijk! Hagar wil het niet zien. Ze gaat een eindje verderop zitten en huilt. Niemand hoort haar. Niemand kan haar helpen.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==