De avonturen van Wouter

11 2. Ik ben boer Brand Wie ben jij? vraagt hij. Ik ben Wouter! Wouter? Ik heet ook Wouter. De oude man lacht. Wouter moet niet lachen. Niks leuk, dat ze allebei Wouter heten. Ik heet boer Wouter Brand. Ik woon hier op de weg. Jij ook? Wouter knikt. Wij wonen hier al vijf dagen, vertelt hij. Dat is leuk, zegt boer Brand. Nee hoor, niks aan. In de stad was het veel leuker. O ja? De boer kijkt hem aan. Het is heel stil op de weg. Is er niemand? Ja, daar gaat Wouter. Wouter met zijn mooie skelter. Wouter kan er hard mee rijden. Hij doet of het een echte auto is. Toetoet, toetoet doet de auto. Toch is het niet zo leuk. Er is niemand op de weg. Het is hier zo stil. Daar komt iemand! Een oude man, met een pet op en klompen aan. Hij loopt langzaam. Bij Wouter blijft hij staan.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==