Over oudvaders

12 ‘Broeder, ik zie dat u weer een propvolle kerk zult hebben,’ zei hij met een glimlach. Dominee Gray schudde zijn hoofd. ‘Broeder, ze zijn dwaas dat ze niet naar u toegaan.’ Dominee Durham schudde zijn hoofd. ‘Nee, geliefde broeder, maar als het zo goed gaat met u in de dienst van de Heere, kan dat alleen maar omdat de Heere u dat Zelf van de hemel geeft. Ik ben zo blij dat u Christus mag preken en dat Zijn Koninkrijk mag groeien in deze grote stad. En dan betekent het niets of ik iets ben of niets, als Christus maar alles mag zijn.’ Dominee Durham groette zijn jongere broeder vriendelijk en ging de hoek om. Het was inderdaad weer stampvol in de kerk. Jacob moest nu dicht bij zijn vader blijven, ook al moest hij staan. Nee, er stiekem tussenuit glippen was er niet meer bij. Jacob keek naar de dominee op de preekstoel. Hij was inderdaad wel heel erg jong. En hij moest eerlijk zijn: als hij zijn best deed om te luisteren, kon hij zijn preken best begrijpen. ‘Er zullen hier nu ook sommigen zijn die, net als de mannen in Athene, zeggen: “Deze man schijnt een verkondiger van vreemde goden.”Maar ik zeg u: Ik verkondig geen vreemde goden, maar ik preek Jezus van Nazareth. O, Glasgow! Bent u niet te overreden? Wilt u niet overreed worden om op Christus te zien?’ Jacob hoorde een paar diepe zuchten om zich heen. Een paar vrouwen hadden de zakdoek voor de ogen.. Die dominee was toch wel ernstig... Zijn stem schalde door de kerk: ‘Er zal een tijd aanbreken, wanneer u zult staan bij de poorten van de dood, dat u luid zult roepen: “O, kan ik nog niet eenmaal worden uitgenodigd om op Christus te zien?” Maar de nooit eindigende vloek van de eeuwige God zal op u rusten.’ Jacob stond te wiebelen. Het zweet begon hem uit te breken. Weg- lopen? Nee, hij moest luisteren, of hij wilde of niet. ‘O Glasgow, wilt u niet aannemen de dingen die tot uw eeuwige vrede dienen? Wilt u niet lopen in de loopbaan, waarin u de prijs, de Zoon van God, zult winnen?’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==