De eerste hervormers

9 1 De Waldenzen (1) Jeanne en Pierre lachten. O, die twee domme lammetjes! Ze moesten elke keer een fles met melk hebben, omdat ze niet bij de moeder konden drinken. Maar elke keer probeerden ze los te komen en liep de melk over hun neus in plaats van in hun bek, en dan moesten ze hard proesten. ‘Hallo! Dat zijn twee mooie lammeren!’ hoorden ze ineens een vriendelijke stem. De twee kinderen keken verbaasd op. Ze waren zo druk geweest, dat ze niet eens hadden gemerkt dat er twee bezoekers over het pad naar de boerderij waren komen lopen. Ha! Marskramers! Ze zagen het direct. De twee mannen hadden allebei een grote zak op hun rug. ‘Zijn jullie ouders thuis?’ vroeg een van de twee mannen. Jeanne sprong op. ‘Mijn moeder is binnen,’ zei ze. De mannen knikten en liepen naar de deur van het huis. Jeanne en Pierre lieten eerst vlug de lammetjes in de schuur, toen liepen ze achter de bezoekers aan. Het was altijd leuk als er mensen naar hun boerderij kwamen. Dat gebeurde niet zo vaak. En nu waren het zelfs marskramers. Dat was nog leuker. Die hadden altijd Petrus Waldus In Lyon leefde de rijke koopman Valdès. Later werd hij Petrus Waldus ge- noemd. Het woord van de Heere Jezus tegen de rijke jongeling: ‘Ga heen, verkoop wat gij hebt en geef het de armen’ volgde hij op. Hij gaf zijn bezit weg om in armoede de Heere Jezus na te volgen.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==