Van zendelingen, pausen en keizers

9 1 Elwa, een meisje in een Germaans dorp (1) ‘Elwa!’ Er werd geroepen, maar het was niet zo duidelijk, want het geluid kwam uit een van de hutten. Deze hutten stonden dicht bij elkaar onder een paar reuzenbomen. Al die hutten waren hetzelfde: klein, bruin, en er was een opening, waar een dierenhuid voorhing. Een van die dierenhuiden werd opzij geduwd en een vrouw kwam naar buiten. Ze keek zoekend rond en ze riep weer: ‘Elwa!’ Nuwas het veel duidelijker, en al gauwhoorde ze een antwoord, heel ver weg: ‘Ja!’ ‘Elwa! Kom naar binnen!’ De vrouw keek nog een keer rond en er was angst in haar ogen toen ze de donkere schaduwen onder de bomen zag. Ze zuchtte diep en wachtte. Eindelijk hoorde ze wat takken breken en iemand kwam al door de ritselende bladeren rennen. Hè, daar was ze eindelijk. Ja, rennen kon ze wel. Moeder zag haar aankomen, de ogen stralend en een brede lach op het gezicht. ‘Hier, mam. Kijk eens hoeveel bessen ik heb! Die mag u allemaal hebben.’ ‘O, heel fijn, Elwa. Dankjewel, maar het is al zo laat. Je moet eerder thuiskomen. Kijk eens, het wordt al donker. Je weet toch...’ De Germanen De Germanen vormden een groep van stammen en volken. De talen die zij spraken, leken veel op elkaar. In de eerste eeuwen verhuisden zij van Skandinavië naar West-Europa. De belangrijkste groep Germanen, de Franken, ging tot het christendom over. Dat betekende het begin van een christelijk Europa.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==