De eerste christenen

10 ‘Mam, ze scholden me uit dat ik een christen ben. En nu willen de jongens niet eens meer met me spelen. Maar dat is toch niet waar, mam? Wij zijn toch geen christenen?’ Moeder zette de pan neer, die ze net opgepakt had, en droogde haar handen af. José keek naar haar. Ze leek wel geschrokken. ‘Wie zei dat?’ José vertelde alles. Moeder zei eerst niets. Ze zuchtte, keek even voor zich uit, alsof ze heel diep moest nadenken, en zei toen: ‘Kom, laten we eerst even gaan zitten.’ José wachtte. Moeder keek hem aan. ‘Ik moet je wat vertellen. Ja, je vader en moeder zijn christenen. We hebben het zo lang mogelijk proberen te verbergen, omdat we niet wilden dat het moeilijk voor jou zou worden. Maar die jongens hebben zeker toch iets gehoord. Daarom is het goed dat je het nu weet.’ Er ging een schok door José. Dus toch? ‘Wat is een christen, mam? Wij zijn toch Romeinen?’ ‘Jazeker, wij zijn Romeinen. Maar, luister, José: een paar jaar geleden kwam een knecht van de Heere in de hemel naar onze stad. Hij heet Paulus. Hij preekte en vertelde de mensen over de ware God, Die alles gemaakt heeft: de hemel en de aarde, alles, ook de mensen, dus ook jou. Veel mensen geloofdenwat hij vertelde. Diemensenworden christenen genoemd, omdat Paulus steeds over de Heere Jezus Christus vertelde en die mensen in de Heere Jezus Christus gingen geloven. Niet zo lang geleden hebben wij hemook horen spreken, en we voelden in ons hart dat hij de waarheid sprak. De christenen bidden alleen tot de ware God, omdat ze Hem alleen willen dienen. Ze bidden niet meer tot de keizer en de keizer vindt dat helemaal niet leuk, dat begrijp je wel. Hij is daar zo boos om, dat hij soms soldaten stuurt omde christenen gevangen te nemen. Daarommoetenwe heel voorzichtig zijn. Zul je tegen niemand hierover praten, José?Dat kan echt niet, hoor, dat is heel gevaarlijk.’ José schudde heftig zijn hoofd. O nee! Hij zou er met niemand over praten. Stel je voor! ‘Ik zal vader vragen of je mee mag, als we weer naar een preek gaan luisteren,’ beloofde moeder. ‘Waar gaan we dan naar toe, mam?’ ‘Dat mag ik je niet vertellen. Maar dat zul je wel zien.’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==